Tripje naar Polen.

(Prettig gestoord of knettergek?).

Vrijdag 17 oktober 2014 is de eerste dag van onze reis naar Polen.
Ons uiteindelijke reisdoel is Tarnowiec, 1350 kilometer van ons huis vandaan.
We maken deze reis om een reu te bezoeken, die eventueel de vader zou kunnen worden van de pups van Ushi Dushi.
Deze reu heet DaVINCI SORPRESA Soprattutto, roepnaam: Burbon.
Ons reisgezelschap bestaat uit: Laura van Raaij, Joukje van Hasselt , Nel Bos en La Vita Bella di Ushi Dushi.



We vertrekken om kwart over 7 ’s ochtends richting Dortmund, alwaar we nog even een hondenshow meepikken.
Na een voorspoedige reis arriveren we rond 9 uur in de Westfalenhallen.
De ambiance is uitstekend: ruime hallen met veel plaats voor stoeltjes en benches.
De ringen zijn redelijk, de vloerbedekking voorkomt, dat honden wegglijden.
Er is een aantal bekende Nederlanders aanwezig en ook een paar Duitse bekenden, waardoor de sfeer al gauw gezellig is.
Joukje en Ushi lopen een uitstekende show, Ushi krijgt een mooi rapportje, maar de waardering is helaas slechts Z.G.
, hetgeen verbazing opwekt, omdat er in het rapport slechts 1 onvolkomenheid wordt genoemd (het in overvloed aanwezig zijn van rimpels).




Een smet op de show, wat betreft de Cane Corso, is de deelname van een Russische handler, die zich onbeschoft, onsportief en opdringerig gedraagt, maar wel met veel prijzen voor haar (veelal niet fraaie) honden de ring verlaat.
Op facebook heb ik daar een topic over geschreven en daar laat ik het graag bij, want ik word nog witheet als ik er aan denk.

Het heeft zo ook zijn voordelen, als je al snel bent afgewerkt: om kwart voor 2 vertrekken we vanuit Dortmund richting Dresden.
We hebben nog 514 kilometer te gaan deze dag. In Dortmund zelf is het erg druk, maar al snel zitten we op de snelweg en zetten we het gas erop.

De natuur is erg mooi en we genieten van de ondergaande zon. We kletsen, lachen en zingen op de muziek van André Hazes.

Na een aantal tussenstops en veel gesneukel komen we aan in Dresden, bij ons hotel.
Het is al 8 uur in de avond.
Wat een aangename verrassing: we krijgen de sleutel van een apart huis bij het hotel en als we de hal binnenstappen zijn we al helemaal verkocht: alles heerlijk schoon en ruim.
De ruime kamer is in tweeën verdeeld door een linnenkast.
Aan de ene kant staat een tweepersoonsbed met nachtkastjes, een tafel voor de koffers en tassen en aan de andere kant een lederen bank met 2 stoeltjes en een tafel plus een koelkast.
De bank kan tot bed getransformeerd worden. Tussen de 2 “kamers” is een T.V.

We gaan eerst even eten, want dat is wel nodig.
Na een uitstekend diner en een heerlijke warme douche storten we ons in ons bed.
Een uitstekend diner voor Laura en mij althans.
Op de menukaart staat als bijgerecht: 5 kroketten.
Joukje heeft echter trek in slechts 1 kroket. Plus frietjes. Ze plaats haar bestelling en de ober vraagt vertwijfeld: “Nur eine krokette?”.
“Ja!”, knikt Joukje beslist. De ober probeert in te schatten of Joukje hem voor de gek houdt.
Dat haalt hij zijn schouders op en vertrekt met alle bestellingen op zijn briefje.
Als na een poosje het eten op tafel komt, komen we niet meer bij van het lachen: Joukje krijgt een groot bord friet met in het midden geplant een piepklein aardappelkroketje.
Ze hebben het rechtop tussen de friet gezet. Hilarisch.
Met een uitgestreken gezicht zet de serveerster het bord voor Joukje op tafel met de woorden: “Und eine krokette!”

Het slapen lukt ons niet helemaal, wat erg jammer is, want de bedden zijn heerlijk, maar de spanning en vermoeidheid zijn wellicht wat te groot.

En dan het ontbijt, de volgende morgen om 7 uur: onnavolgbaar!
Nooit zoiets gezien: tafels vol fruit, taartjes, vleeswaren, broodjes, croissants, eieren in soorten en maten, toetjes, sappen, koffie en thee, frisdranken.
We maken eerst een rondje rond al dat lekkers, want je moet natuurlijk wel het allerlekkerste kiezen!








Dan vertrekken we om kwart voor 8 richting Tarnowiec. Daar woont Monika met haar man en dochtertje.
De reis verloopt voorspoedig. Onderweg zien we veel wilde herten in de weilanden. De natuur is wederom prachtig.
Nu en dan betrekt de lucht, maar over het algemeen is het weer heel redelijk. De wolken geven een prachtig plaatje.







Na 679 kilometer bereiken we om half 3 Tarnowiec en het huis van Monika en Piotr is snel gevonden.
Ze komen beiden naar buiten en begroeten ons hartelijk.

Er vindt even overleg plaats over de vraag of we Ushi meteen zullen loslaten.
Voor Monika is het geen probleem en voor ons ook niet, dus eindelijk kan Ushi in volle vaart de benen strekken.
Meteen komt Burbon haar begroeten, maar, waar we al bang voor waren, Ushi is daar in eerste instantie niet van gediend.
Ze grauwt wat om zich heen en borstelt wat, maar zodra de onzekerheid verdwenen is, ontstaat er een prachtig spel tussen de twee toekomstige (???) geliefden.
Burbon ontpopt zich als een geweldige charmeur.
Hij danst om Ushi heen, springt, imponeert, rolt op zijn rug en maakt vrolijke buitelingen.
Wat een heerlijke vent! Hij is mooi, gespierd, atletisch, compact, strak in het vel.
Hij heeft een mooi hoofd, maar bovenal: hij is vriendelijk, lief, grappig. En hij is gezond. Goed gebit, goede heupen en ellebogen.

We staan heel lang buiten te genieten van de spelende, ravottende, rennende honden en als ze allebei tekenen van vermoeidheid vertonen, tong uit de bek, kwijl om de mond, gaan we naar binnen.
We maken kennis met babydochtertje en tante en onder het genot van koffie, thee en frisdrank praten we over de honden en over de toekomst.
Monika laat ons alle papieren zien van keuringen, kampioenschappen en voorouders.
In een fantastische sfeer nemen we om kwart over 4 afscheid, met de belofte, dat we snel terug zullen komen.































De terugweg richting huis, via Legnica, zou zo’n 488 kilometer bedragen, ware het niet, dat Monika ons leidt naar de nieuwe snelweg, zo’n 10 kilometer van haar huis vandaan, hetgeen ons een winst oplevert van zeker 70 kilometer.
We zijn diep onder de indruk van ons bezoek. Wat een prachtige reu!
Op de heenweg hebben we het er wel over gehad: op de foto’s ziet hij er goed uit, maar stél dat het tegenvalt.
Dan is het wel een heel lange reis voor niks. Gelukkig is hij net zo mooi als we hoopten. Misschien zelfs nog wel mooier!

De reis verloopt voorspoedig.
Onderweg pakken we een MacDonaldje:
2 Happy meals, een grote friet en 3 saus voor 7.20 euro!

Na zo’n 400 kilometer begint het wat te kriebelen: zoals bij elke tussenstop bekruipt je dan het gevoel: hoe zal het zijn? Waar komen we terecht?
Nou, daar komen we snel genoeg achter!
Het is even zoeken naar het hotel, dat we geboekt hebben.
Het moet dicht bij de snelweg liggen, lekker handig, als we de volgende dag weer op weg gaan. Het lígt ook dicht aan de snelweg.
We benaderen het hotel vanaf de achterkant en we moeten ons een weg zoeken over een paadje tussen het natte gras, via een bordje, dat wijst naar de receptie. Een deceptie!
Bij binnenkomst horen we een hoop herrie, gezang en gebral.
Achter de balie staat een morsig vrouwtje met een smoezelig (off-white) T-shirt.
Ze spreekt geen Engels, en wij geen Pools. Dat wordt dus lastig.
Terwijl Laura en Joukje hartgrondig mopperen en bijna van hun sokken worden gelopen, omdat ze in de doorloop staan, geef ik mijn paspoort, zodat ze ons kan inschrijven.
Gelukkig heb ik mijn reserveringspapieren bij me.
Ik heb nog de stille hoop, dat we in het achterste deel van het hotel gestationeerd worden, want ik zie dat gebral van die zatte kerels ook niet zo zitten.
Dan spreekt een man ons aan: “Are you from Booking?”. Hoopvol zeg ik : “Yes”, en laat hem de papieren zien.
Hij vertelt ons, dat hij de eigenaar is van het hotel en dat hij het ons naar de zin wil maken.
Hij wil, dat wij een goede nachtrust hebben en dat gaat niet lukken in dit hotel, want daar is een feest aan de gang. Dat hadden we al gemerkt.
Hij biedt ons een van zijn andere hotels aan.
Veel duurder, veel luxer, op 10 minuten afstand van hier. Voor dezelfde prijs. We kunnen achter hem aan rijden, dan brengt hij ons daar naar toe.
Hij zal rustig rijden.

Gretig accepteren we zijn aanbod, alles is beter dan dit.
Bij het naar buiten lopen, biedt hij aan, dat één van ons bij hem in de auto gaat, dan kunnen we telefonisch contact houden met elkaar. Dat weigeren we.
Eenmaal in de auto slaat de vertwijfeling toe. Doen we hier wel goed aan?
Ja, we zullen gék zijn, om bij hem in de auto te stappen.
Terwijl we achter de man (die zeker niet rustig rijdt) aanrijden, worden onze veronderstellingen steeds dramatischer.
Misschien gaat hij ons wel ontvoeren. Misschien worden we wel naar een sexhuis gebracht.
Misschien wacht ons een groep verkrachters. Of erger nog (nou ja) worden we vermoord.
Na een wilde rit via donkere wegen bereiken we eindelijk de bewoonde wereld.
Ik heb mijn Google Maps openstaan en zal mijn verblijf op facebook melden, zodra we op de plaats van bestemming zijn.
ALS we dan van de aardbodem verdwijnen, zal in ieder geval iedereen op facebook zien, waar ze moeten zoeken!

Dan rijden we achter onze gastheer een poort binnen bij een paleisachtig gebouw.
We rijden rond een parkachtig grasveld en stoppen naast de auto van de man.
Gelukkig staat er een groot aantal andere auto’s, dus met die verkrachtingen zal het wel loslopen.
We stappen uit en vol trots vertelt de man, dat dit zijn mooiste hotel is.
Dat kun je wel zeggen.
Mooier kan bijna niet.
Een authentiek oud paleis. Vroeger in het bezit van de eigenares van een beroemde pianofabriek.
Alle ramen van Tiffany. Hij vertelt met ontroerende trots.
Adembenemend. Werkelijk adembenemend.
De entree is ruim, met veel marmer en prachtig, glanzend eikenhout. Een keurige, Engelssprekende jongeman schrijft ons in.
We mogen nog even een blik werpen in de schitterende eetzaal, waar morgen het doopfeest van de kleindochter van de eigenaar zal plaatsvinden.
Zo mooi, zo verfijnd.
Dan gaan we naar onze kamer. Ruim, mooi, oud, een museum bijna. En de hond mag gewoon mee.
Als ze maar niet blaft! De rust! De ruimte! Wow!
Er bekruipt me een gevoel van schaamte als ik denk aan mijn wantrouwen jegens de man.






Na een goede nachtrust volgt een heerlijk ontbijt in de sfeervolle eetzaal en nadat we hebben afgerekend (inderdaad voor meer dan de helft van de werkelijke prijs) vervolgen we onze reis.
Óp naar Nederland. Er resten ons nog 935 kilometer.
Dat is heel veel.
We besluiten er niet teveel over na te denken, maar gewoon de kilometers te ondergaan, want er is geen ontkomen aan.

Als we koud een kilometer onderweg zijn ziet Joukje dat de brandstoftank bijna leeg is.
Ik zit achter het stuur en we spreken af, dat we snel gaan tanken.
Het eerste tankstation rijd ik per ongeluk voorbij.
Dat is stom. We zullen het volgende station pakken.
Maar dat volgende station komt helemaal niet.
We verslinden kilometers wegdek, maar aan de (nieuwe) snelweg is geen benzinestation te bekennen. Ik krijg het er warm van.
Eindelijk zien we een aankondiging: over 5 kilometer kunnen we tanken.
Helaas blijkt dat tankstation aan de andere snelweg te liggen, voorbij de afslag, en niet aan onze route.
Dan zien we weer een aankondiging: over 15 kilometer.
Het klamme zweet breekt me uit: als we dat nog maar gaan halen.
Gelukkig doemt er na een kilometer opnieuw een bord op: nog maar 10 kilometer naar de pomp, maar dan moeten we wel even de weg af.
We besluiten dat te doen.

Als we de afslag nemen komen we in een onduidelijk gebied van opgebroken wegen en afgegraven velden.
En heel veel borden met Poolse teksten. Daar hebben we dus niks aan.
We besluiten terug naar de snelweg te rijden en toch maar te gaan voor het tankstation over 15 kilometer.
Ik tel de kilometers af op mijn teller.
Gelukkig ben ik lid van de ANWB.
Waar heb ik mijn pasje gestopt? Hoe leg ik in het Pools uit, dat ik zo stom was om niet op de benzinemeter te letten?
En wat, als de auto hier zomaar uitvalt? Er is geen vluchtstrook.
Alleen om de paar honderd meter een vluchthaventje. Maar weet de auto wel waar hij uit moet vallen om precies bij zo’n haventje te eindigen.
Mijn handen glijden van het stuur van het vocht en ik krijg hartkloppingen.
Als de auto ermee uitscheidt moet ik duwen. Want het is mijn schuld. Zegt Joukje.
Pffff, nog 3 kilometer, nog 2 en dan zien we de afrit.
Dolblij rijd ik de auto tot bij de pomp. Er valt een onbeschrijflijke last van me af.
We hebben nog nooit zoveel liter getankt als deze keer.
We hebben trouwens nog nooit zoveel kilometer gereden met een tank diesel. Dat weten we dan ook weer.

De reis verloopt verder voorspoedig.




Ach die arme Ushi. Ze is het beu. Eigenlijk wil ze de auto niet meer in.
Maar, braaf als ze is, neemt ze toch maar weer haar plek in de achterbak in.
Met een zucht gaat ze liggen en zo nu en dan hoor ik haar zachtjes snurken. Lieve hond.

Ze heeft tijdens de tussenstops veel bekijks gehad. Veel mensen bewonderden haar.
Wij ook.

Als we op een parkeerplek een mooi plekje, achteraan op de parking, hebben bemachtigd krijgen we het nog even aan de stok met een Oostenrijkse.
Ze vindt, dat we op de plaats staan, waar zij door moet om te parkeerplaats te verlaten.
Dat is niet zo, want wij staan gewoon op een gemarkeerde plek. Onze buurman in tegendeel niet, die staat op de doorgang.
Met wilde gebaren stuurt de vrouw ons weg en als ik vraag: “Waar moeten wij dan heen?”, gebaart ze “Wég!”.
Ja daaaag! Dat gaan we dus niet doen.
Gelukkig komt de eigenaar van de auto naast ons terug, excuseert zich en rijdt weg, daarmee de doorgang vrijmakend.
Onze Oostenrijkse vriendin moppert nog wat na en gaat dan ook weg.
We krijgen er een beetje de slappe lach van, evenals van een man, die zijn auto bij de benzinepomp zó geplaatst heeft, dat wij er niet tussen kunnen om aan de andere pomp te tanken.
We zijn het er samen over eens, dat er nou eenmaal voorvochtfiguren op de wereld rondlopen.

En dan rijden we Joukje’s wijk binnen.
Ushi weet het al en wordt onrustig.
Eindelijk, zonder noemenswaardige problemen zijn we weer veilig thuis.
Wat een heerlijk avontuur.
Zijn we nou prettig gestoord of knettergek? Zeg het maar!